Ballettheorie

Vanaf niveau 3 krijgen alle leerlingen van de klassieke afdeling ballettheorie. Je moet de namen kennen van verschillende passen en bewegingen zoals: plié, tendu, pas de bourré, relevé, balancé, jeté, pas de basque…… Je krijgt daar vaak een klein dictee mee aan het eind van de les.

Maar er zijn ook richtingen te leren: croisé, effacé en écarté.

  • Croisé sta je als je benen ten opzichte van het publiek gekruist zijn.
  • Effacé is het tegenovergestelde, dus juist niet gekruist.
  • Bij écarté sta je met je been opzij (alles in één vlak): zo plat als een kaart is het ezelsbruggetje dat ooit een leerling hiervoor verzonnen heeft.

De vier Arabesques

  1. De eerste arabesque is het gemakkelijkst: je staat effacé (dus niet gekruist) en de arm van je standbeen is voor, de andere opzij. Alles is open ten opzichte van je publiek.
  2. Voor de tweede arabesque wissel je alleen maar je arm.
  3. De derde arabesque maak je door croisé te staan, maar met de arm zoals bij de eerste arabesque: je staat dus met gekruiste benen en niet gekruiste armen.(leuk weetje: dit is de lievelings arabesque van Paulette)
  4. De vierde arabesque is ook croisé met de benen, maar met de andere arm voor, dus alles gesloten ten opzichte van je publiek. 

Soms zie je een arabesque waarbij beide armen voor zijn, daarbij is de voorste arm lager dan de achterste arm. Dit noemt men de arabesque deux bras. Meestal sta je dan effacé (niet gekruist).

Oefenen maar!!!